kung-fu1
Een echte Kung-Fu en Zen meester antwoordt.

Paul Shoju leeft in Aken (Duitsland). Hij is daar Zen leraar in het meditatie centrum Bambushain. Al meer dan 35 jaar geleden begin hij met karate en andere vechtsporten, waar hij nu leraar in is. "Shoju" is zijn zenboeddhistische naam, wat betekent "boom van ontwaking".

1. U heeft verschillende kunsten in China geleerd. Ook Kun-fu en Qigong waren daarbij. Had u als kind als iets met China ?

Nee, helemaal niet. Als kind was China gewoon een vreemd land voor me, ver weg en met mensen die er anders uit zien, anders leven en waar alles anders is.


2. Hoe oud was u toen u zich voor chinese kunsten begon te interesseren, en hoe kwam u daar eigenlijk op ?

kung-fu2
Dat is een gek verhaal. Ik was toen 12 jaar oud, en tekende graag en erg veel. Vaak kopieerde ik mooie motiefjes voor mijn tekeningen. Op een dag lag er in onze brievenbus reclame voor een Kung-Fu school met erg mooie motiefjes er op. Je kon er op aankruisen of je informatie wilde over de school. Ik heb een kruisje gezet, en ik heb de kaart de volgende dag op de post gedaan. Ik dacht namelijk, dat ik dan een folder toegestuurd zou krijgen met veel mooie Aziatische motieven.

Een paar weken later, ik weet het nog precies, op een vroege zaterdag avond, toen mijn lievelings serie over dieren, „Daktari“, op TV was, die ik altijd met mijn kleine broertje keek, werd er gebeld aan de deur. Ik deed open, en daar stond een meneer, die met mijn ouder wou spreken. Ze gingen met hem naar de keuken, en ik ging weer TV kijken. Tussendoor ging de deur kort open, en mijn moeder vroeg: „Ja Paul, wil je dat echt ?“ Ik keek kort op, en omdat ik liever TV keek dan in die rare vraag van mijn moeder zei ik, zoals wel vaker als ze me wat vroeg: „Ja ja.“ en ik ging weer TV kijken. Ongeveer 2 weken later, op een dinsdag net na 5 uur, zei mijn moeder, dat ik me klaar moest maken. Ik zei: „Hè, waarom ?“ Mijn moeder zei: „Naar je Kung-Fu training, die begint om 6 uur!“ Ik wist niet wat ik hoorde. Waaaat ? Ik ? Kung-Fu ? Echt niet ! Ik vond dat toen stom en primitief, iets voor mensen die graag vechten. Maar ik toch niet ! Mijn moeder was geschrokken, en zei dat ze me toch nog had gevraagd en ik had die man toch zelf laten komen en het kaartje ingevuld. Nu was er een contract getekend, en nu moest ik er wel heen, er moest toch ook betaald worden voor de lessen. Tja, zo kwam ik zonder dat ik het echt wou met 12 jaar voor het eerst op een Kung-Fu les. Kort daarna was er op TV de serie „Kung-Fu“, en daar ontdekte ik dat die mensen die ooit met Kung-Fu begonnen waren heel erg wijs waren. De leermeesters in die TV-serie zeiden altijd van die slimme dingen, die helemaal niet moeilijk waren, maar heel makkelijk klonken, helder en duidelijk. Niet zo naar en langdradig als de wijze woorden die ik in mijn eigen land tot toen gehoord had, want die klonken erg moeilijk. En eigenlijk was het best cool, dingen te kunnen en leren en toch wijs en rustig te blijven.


3. Hoe heeft u in China uw leraar gevonden ? Sprak u al Chinees ?

Toen het contract dat mijn ouders bij die eerste Kung-Fu school hadden afgelopen was, ben ik ook gestopt daar. Alle mensen daar waren ouder dan ik, en sommigen waren echt agressief. Maar ik was wel nieuwsgierig geworden: omdat ik veel mensen die daar trainden stom vond, maar ik wel moest gaan, begon ik boeken over de achtergrond en gedachte van Kung-Fu te lezen, waaronder ook boeken over Daoïsme en Boeddhisme - en wat ik daar las, was zo eenvoudig en duidelijk te begrijpen.
Ik wou een andere leraar zoeken, maar wie ? Dat was moeilijk destijds, omdat rond 1970 Kung-Fu in Europa min of meer alleen maar bekend was van de bioscoop. Ik heb veel afgezocht, en toen schoot me wat te binnen. Kung-Fu komt uit China, dus moest ik Chinesen vragen! Die zouden het toch vast wel weten. Dus vroeg ik maandenland na in Chinese restaurants, bij Chinese studenten die in de buurt studeerden, enzovoorts. Daarbij moet je weten, dat toendertijd Kung-Fu voor de Chinesen iets kostbaars was, die niet werd gedeeld met niet-Chinezen, en al helemaal niet met „gwailo's“, dat betekent lang-neuzen uit Europa. Daarom waren de meeste antwoorden van de Chinezen afwijzend, ook al wisten ze meer. Maar ik was erg hardnekkig, en in de loop van de tijd vond ik van een kok in een Chinees restaurant, die stiekem Kung-Fu trainde, en ook van een groep Chinese studenten, die stiekem in de kelder van de studentenflat trainden 's avonds. Ze zeiden dat ze daar tafeltennis speelden. Ik heb ze een weerk lang lopen ergeren, en de hele tijd gezegd dat ik bij het tafeltennis wou kijken, totdat ze me lachend in de groep hebben opgenomen en ik was de eerste niet-Chinees die daar les kreeg.
In het jaar erna ben ik toen dwars door Europa gereisd naar verschillende meesters, want goede meesters zijn - net als tegenwoordig - echt moeilijk te vinden. De taal was bij de lessen eigenlijk nooit een probleem. Vaak kun je je met handen en voeten beter uitdrukken dan met woorden. Pas toen ik 35 jaar oud was ben ik naar China gegaan, en eigenlijk niet om Qigong of Kung-Fu te leren, maar omdat ik chinese tekenkunst wilde leren. Toch leerde ik daar nieuwe, goede leraren kennen en leerde veel van hen. Daar heb ik toen ook echt een beetje Chinees leren praten, maar zoals gezegd - het belangrijkste leer je ook zonder praten.


4. Hebben uw ouders u gesteund toen u naar China wou ?

Ondersteund hebben m'n ouders me, toen ik jong was en Kung-Fu leerde, eigenlijk niet. Het contract hadden ze ondertekend, omdat ze vonden dat ik een kind was met weinig aanleg voor sport en dat een beetje sport - welke sport dan ook - wel goed zou doen. Toen ik verder ging zoeken, en begon rond te reizen, vonden ze daar raar, en ik was een „mafkees&ldwuo; en een dromer, vonden ze. Nu is te zien, dat het goed was dat ik niet ben gestopt een „mafkees“ te zijn en mijn dromen werkelijkheid te laten worden. Dat kan namelijk echt !.


5. Kijkt u wel eens Kung-Fu films op TV, en zo ja, wat vindt u er van ?

Als kind heb ik alle Kung-Fu films in de bioscoop gezien, zo vaak als ik kon. Op het moment kijk ik er ook nog naar, vooral naar die films waarin een echt verhaal hebben of die gewoon goed gemaakt zijn, bijvoorbeeld „Tiger and Dragon“, „Ip man“, of Jet Li films zoals „Fearless“. Als het in een film alleen maar om gaat dat ze op elkaar in slaan, vind ik dat jammer, want Kung-Fu is meer dan elkaar slaan: het woord Kung-Fu komt van het Chinese „gong-fu“ dat letterlijk „zwaaar werk“. Als je probeert, over een beekje te springen, dan kun je goede Kung-Fu laten zien: neem een aanloop, blijf losjes net als een kat, en dan spring je vastberaden en met kracht: Spring! Als je twijfelt bij het springen, land je in het water..
Als je thuis leert voor de volgende wiskunde-toets, is dat ook Kung-Fu en het is duizend keer meer Kung-Fu dan wanneer je met een minder sterke persoon boxt en vecht, hoe cool en volleerd er dat misschien toch uit kan zien..
Als je ziet dat iemand slecht wordt behandeld, en je doet er wat aan, dan is dat ook Kung-Fu, iets doen vanuit een diep en eerlijk gevoel, met respekt, en niet alleen wanneer het cool is.

.
6. Zou u kinderen aanraden Kung-Fu of een andere vechtsport te doen ?

Je moet weten dat er veel verschillende stijlen van Kung-Fu zijn. Sommige zijn geschikt voor kinderen, andere stijlen niet. Ik zou zeggen dat kinderen van 6-12 jaar eerst Judo kunnen doen, dat is een japanse vechtsport. Daar leer je een goeie lichaamsbeheersing, je kunt rondtollen en een gevoel ontwikkelen van je eigen kracht, en voor de kracht van de ander. Vanf 12 is Kung-Fu les in speciale groepen voor jongeren ook mogelijk. Maar ook hier moet je eerst eens kijken, een test-training meedoen en goed kijken, of de mensen die daar trainen je bevallen of niet.


7. Wat was het moeilijkste dat u in de vechtsport heeft moeten leren ?

Daar schieten me meteen 2 dingen te binnen, die ik in al die jaren erg moeilijk heb gevonden:

•Mezelf accepteren zoals ik ben
Ik ben eigenlijk niet erg sportief aangelegd. Er waren bijvoorbeeld anderen bij de training, die na een half jaar al een spagaat konden. Ik deed veel gymnastiek, en was al blij dat ik na een jaar 2 centimeter dichter bij de grond kwam. Anderen hadden een betere conditie, waren sneller, en konden het langer volhouden dan ik. Ik wou telkens zo zijn als „de ander“, „dat ook kunnen wat de anderen kunnen“. Het duurde erg lang, voordat ik mezelf kon accepteren, het OK vinden gewoon zoals ik ben.


•Mezelf door te zetten.
Er zijn in Kung-Fu, net als in het dagelijks leven, veel mogelijkheden dat te doen. Bijvoorbeeld: Bij Kung-Fu is het moment er, als je trainingspartner voor je staat en je weet, dat hij zo meteen op je af komt en gaat proberen je te slaan en schoppen!
Het is het moment, waarop je naar de training moet en je vandaag eigenlijk helemaal geen zin hebt.
Het is het moment, waarop je weet dat de ander de volgende oefening veel beter kan dan jij.
Het is het moment, waarop je voor je leraar staat bij de toets, en op dat moment ben je alles vergeten wat je geleerd hebt.

Zulke momenten kent iedereen in het dagelijks leven ook, en erg graag zijn we niet in deze situaties. We proberen ze te ontwijken en smoesjes te verzinnen, leggen anderen en zelfs onszelf uit waarom dit of dat niet goed ging. Bij Kung-Fu leer je, dat je je niet aan het moment, aan het leven kunt onttrekken en je ontdekt, dat dat kan - en de wereld niet vergaat als je de situatie aan bent gegaan. Integendeel:

dat je de situatie de baas kunt zijn, als je er maar tegenaan gaat.
Maar dat is me zoals je vast wel begrijpt erg moeilijk gevallen, en ik deed daar erg lang over.


8. Wat was het makkelijkste ?

Ik vond het makkelijk om me in te laten met nieuwe dingen. Veel mensen zitten erg vast in hun gewoontes, doen graag wat ze kennen, en niet zo graag wat ze niet goed kennen. Dat vond ik makkelijk, er zat altijd al een kleine onderzoeker in mij, iemand die alles er uit wil halen, die nieuwsgierig is en de hele tijd op zoek is. Chinese kunsten te leren betekent dat je vaak met nieuwe dingen te maken krijgt. De mensen zijn anders, de kultuur is anders, de tradities, alles is vreemd en nieuw tegelijk. Ik vond en vind dat allemaal erg spannend.


9. U bent ook Zen leraar. Komen er ook kinderen naar u toe om te leren mediteren ?

Helaas nog niet. Waarom ? Nou, je kunt nou eenmaal niet alles doen. Op het moment zie ik als hoofdoorzaak dat er veel te weinig boeddhistische leraren en leraressen zijn in Duitsland. Daarom probeer ik eerst leraren en leraressen op te leiden, zodat die het de kinderen dan kunnen leren. Maar ik zou wel graag kinderen willen leren, en ik weet zeker dat de kinderen de boeddhistische leer veel makkelijker begrijpen dan veel volwassenen.

10. Wat zou u kinderen aanraden die interesse hebben in het Boeddhisme ?

Hmm, dat is een moeilijke vraag. Ik zou eerst zo'n kind dan willen vragen, waarom hij of zij interesse heeft in het Boeddhisme. Als kinderen vragen stellen over Boeddhisme, dan is de reden vaak dat papa en mama af en toe op een kussen zitten en mediteren, waarna ze dan altijd vrolijker kijken.
Of bij het eten zegt papa of mama, dat we er eerst maar eens goed over na moeten denken, dat wat we als eten voor ons hebben door iemand anders als zaadje in de grond is gedaan, de aarde het heeft laten groeien, weer anderen het hebben geoogst, en een aardige verkoopster die het ons verkocht heeft: aan al die dingen kunnen we denken en het eten dankbaar nuttigen. Dat is de boeddhistische aandacht.
En omdat je je dat als kind al afvraagt, waar dat nou goed voor is, zo suf op een kussen te zitten en je de hele tijd iets voor te stellen, terwijl je maag bijna op je knieën hangt, dan „interesseer“ je je vanzelf voor het Boeddhisme. Maar eigenlijk is het meer dat je wilt begrijpen waarom papa en mama dat doen.
Hoe dan ook: in de meeste steden zijn er vaak veel verschillende boeddhistische centra. Daar zijn dan altijd wel lezingen, en als jongere kun je daar wel eens naar luisteren. En er zijn ook veel boeken over het Boeddhisme die je kunt lezen.
Als je me - als boeddhistische leraar - vraagt, wat je zou kunnen doen om meer als Boeddha te zijn, om een beetje Boeddhistisch te zijn: doe goeds. Probeer uit te vinden, wat echt goed is en doe het. Vermijd ook slechte dingen: probeer te ontdekken, wat niet goed voor jezelf en andere is en doe dat niet.
Help anderen. Op elk moment, dat je een ander helpt, maak je deze rare wereld een beetje mooier, en rijker.
Je kunt nu wel denken:„Maar dat wordt toch in elke religie geleerd ?“ Ik antwoord dan:„Klopt! En nu erop uit en doe wat moois waar je hart warm van wordt!


11. Was u als kind geïnteresseerd in religie ?

Laat ik het zo zeggen: ik werd er als kind mee geconfronteerd. Als kind van katholieke ouders moest ik naar de kerk, moest ik naar godsdienst, moest ik naar de kommunie, en ik heb geprobeerd te begrijpen wat Christus bedoeld kon hebben. Maar ik kreeg grote twijfel, toen ik te horen kreeg dat de heilige geest niet naar mij toe kon komen, omdat ik één keer bij godsdienstles niet aanwezig was geweest. Echte antwoorden op de grote vragen zoals „Wat is hier eigenlijk bedoeld“ kreeg ik niet, dus zocht ik verder.


12. Hoe kwam u tot het Zen-Boeddhisme ?

Mijn eerste echte Kung-Fu leraar, die uit die studentenflat, was Zen-boeddhist, en gaf mij een inleiding in het Zen-boeddhisme. Toen ik 18 was wou ik naar Japan, naar een Zen-klooster, een echte Zen-monnik worden. Omdat ik niet wist, hoe ik dat voor elkaar zou kunnen krijgen, heb ik de japanse ambassade in Duitsland geschreven. En jawel, die stuurden me toen een adressenlijst en een mooi plaatjesboek over boeddhistische kloosters in Japan. Een week later zag ik op TV een dokumentaire over een Zen-tempel. 's Morgens om 4 uur word je gewekt, onverwarmde meditatie ruimtes, buiten metershoge sneeuw, mediteren en dan poetsdienst.
Ik merkte dat toen mijn interesse wel wat minder was, om naar een tempel in Japan te gaan! Dat verbaasde me toch wel wat, en opnieuw stelde ik me de belangrijke vraag:

„Wat is hier eigenlijk aan de hand ?“

Daar heb ik toen lang over nagedacht, en ontdekt, dat ik om een erg vreemde reden naar een japans klooster wou. Ik merkte dat ik veel dingen in mijn eigen land stom vond, en daarvan weg wilde lopen, vluchten naar een tempel, ver weg, om daar met verlichte monniken cool slim voor me uit te kunnen kijken. Ik merkte dat ik eigenlijk voor mezelf op de vlucht was. Daarom zei ik tegen mezelf, dat ik maar eens hier moest blijven, om te proberen alles op een rijtje te krijgen en mijn plaats te vinden. Die tempel zou er later ook nog wel zijn, als ik dat bereikt had. Ik heb wel gewoon gemediteerd hier, maar ik werd pas monnik toen ik ongeveer 35 jaar oud was.


13. Hoe was u op school, wat was uw lievelingsvak ?

Haha, school, auwaah! Ik was een vreselijke leerling zullen de meeste leraren en leraressen wel zeggen. Zeer intelligent, lui en alleen maar flauwekul uithalen. Het was me niet duidelijk, waar school goed voor was. Maar ik moet erbij zeggen, dat ik niet veel goede leraren had. Mijn cijfers waren meestal iets lager dan gemiddeld. Mijn lievelingsvakken waren kunst, muziek en religie. Wiskunde en scheikunde vond ik vreselijk, het liefst was ik een beetje aan het rellen in de les, streken uithalen en daarbij natuurlijk proberen niet gesnapt te worden!


14. Wat waren uw hobbies, toen u nog een kind was ?

Tekenen, tekenen en nog eens tekenen. Oh ja, en niet te vergeten: tekenen!


15. Wat was uw lievelingsboek ?

Toen ik jong was waren er nog niet echt veel jeugdboeken. Mijn klassiekers waren Robinson Crusoe, The Leatherstocking Tales, en dan nog zo'n dikke pil van mijn ouders, over romeinse en griekse heldenverhalen, en, waar ik ook urenlang in kon weg zwijmen was een encyclopedie, die uit tien dikke pillen bestond.


16. Wat is op het moment uw favoriete boek ?

Op het moment lees ik „Voor haast ontbreekt me de tijd“ van Horst Evers. Echt komisch en toch zo uit het leven gegrepen. En verder boeken die me aan het lachen maken, maar ook spannende of fantastische avonturenverhalen.


17. Welk beroep wou u als kind leren ?

Oei, eigenlijk van alles en ook elke keer wat anders. Ik geloof dat ik eerst boswachter wou worden. Daarna priester, omdat ik het cool vond, zo 's zondags in een kostuum voor de mensen op de kansel te staan, om ze te zeggen hoe de boel echt in elkaar steekt. Daarna archeoloog, lekker graven en oude dingen ontdekken. Daarna wou ik rockster worden, op het podium staan, hangen en op mijn 28e ermee stoppen, omdat ik iedereen ouder dan 28 als afgeschreven vond. Kunstenaar wou ik ook nog worden, tekenen en daarmee m'n geld verdienen.

Nou, en eigenlijk doe ik dat op het moment allemaal, weliswaar een beetje anders, maar toch: ik ben boswachter in de Bambusbhain-sangha, mijn boeddistisch centrum, waar ik als Zen leraar op de jongere bomen (mensen) pas, zodat ze groot en sterk worden en later schaduw en zuurstof geven kunnen aan anderen. Als boeddhistische priester en Kung-Fu leraar heb ik erg coole kleren - die ik eigenlijk maar zelden draag - en leg de mensen uit, hoe de boel in elkaar steekt. Archeoloog ben ik ook een beetje, omdat ik elke keer weer oude klassieke boeddhistische en daoistische teksten „uitgraaf“ en in de openbaarheid breng en toegankelijk maak. Rockster was ik ook een poosje in bands en ik heb thuis een kleine studio waar ik ook nu nog af en toe uithang. Als kunstenaar verkoop ik af en toe Tusche-tekeningen van mezelf, en ik ontwerp het reclame materiaal en de websites voor mijn akademie zelf.


18. Wat is uw lievelingskleur ?

Alle blauw-soorten.


19. Wat is uw lievelingseten ?

Pizza en pasta. En zelfgebakken brood. En shoarma, nee, ik ben geen vegetariër. En rooie bietjes. En zelfgemaakte spanakopita, dat is gebakken bladerdeeg met spinazie en schapenkaas er in.
Site logo