Een verhaal van Andrea Liebers
Er was eens een kleine golf in een grote oceaan.
Als de zon scheen, glansde het water als een spielel.
Als je goed keek, zag je overal kleine regenbogen, die op een mysterieuze manier ontstonden in het water.
Zonder betekenis schommelden de golven omhoog en omlaag. Traag en ontspannen op en neer, zoals dat gaat. Alleen de kleine golf probeerde zich krampachtig op 1 plek te houden, en niet op en neer te gaan.
Een grote golf zag, dat de kleine golf bang was.
"Kleine golf, je hoeft toch nicht bang te zijn voor het water!" riep ze tegen de kline golf.
"Maar het water zal me opslokken!", fluisterde de kleine golf angstig.
"Het water kan je toch niet opslokken, kleine golf, je bent toch zelf water!" antwoordde de grote golf, en ze hoopte dat ze hiermee de kleine golf had geholpen. Het volgende ogenblik was de grote golf verdwenen. Ze was opgegaan in het water waaruit ze gekomen was. Waar ze bij hoorde, en waarvan ze een deel was.
De kleine golf was ontzet. Toen ze zag dat de grote golf verdween, en zich in het water oploste werd ze misselijk. Ze probeerde zich zo stijf mogelijk te maken, en niet in het pad van de grote golven te komen. Die zouden haar kunnen meeslepen en het water in kunnen trekken.
Plotseling dook er naast de kleine golf een kleine vis op. Hij was zo pijlsnel uit het water geschoten, dat hij de kleine golf bijna uit balans had gebracht.
"Pas eens op waar je opduikt!" zei de kleine golf boos..
De kleine vis keek haar beteuterd aan. "Waarom?" vroeg hij met grote vraagtekens in zijn ogen.
"Je hebt me bijna omver gegooid!" zei de kleine golf.
"Je bijna omver gegooid?" De kleine vis keek de golf met grote ogen aan. "Sinds wanneer zijn er golven die niet omver gegooid willen worden?"
"Sinds ik er ben!" antwoorde de kleine golf stoer.
"Andere golven zijn blij als er een grote storm komt, die hun fijn opjut zodat ze meters hoog komen en dan omvallen.
En jij klaagt dat je uit balans wordt gebracht?"
De kleine golf was blij dat er iemand was met wie ze kon praten. Ze kreeg vertrouwen in de kleine vis en zei: "Weet je, ik ben bang voor het water."
"Een golf die bang is voor het water?" De vis schudde haar kop. "Kleine golf, zoiets kan toch niet. Je bent toch water, je kunt toch niet bang zijn voor wat je zelf bent." Met die woorden dook de vis weer onder water.
De kleine golf as weer alleen. Zoiets had de grote golf ook al gezegd... Maar wat betekende dat dan? Ik ben een kleine golf, en later word ik misschien een grote golf als ik ouder ben. Ik moet alleen oppassen dat het water me daarvoor niet opslokt, dacht de kleine golf en ze probeerde niet op en neer te gaan.
Toen zag de kleine golf en stuk drijfhout op zich afdrijven. Hij moest snel uitwijken, anders zou het drijfhout door hem heen zwemmen en dan ...
De kleine golf durfde niet verder te denken aan wat er dan zou kunnen gebeuren. Snel probeerde ze aan de kant te gaan.
Dat ging bijna fout. Er waren maar een paar millimeter tussen de kleine golf en het drijfhout, dat vrolijk aan de golf voorbij schommelde.