Een goede vriend zijn van je kind.
Wanneer ben je een goede vriend of vriendin ?
Op die vraag gaf de eerwaarde Bhikkhuni Dhammananda een prachtig antwoord, waar vooral volwassenen wat van kunnen leren. Maar misschien helpt het antwoord ook kinderen
wel, om hun ouders wat beter te leren begrijpen.
De eerwaarde Bhikkhuni Dhammananda werd in 1944 in Thailand geboren, ze was professor in het Boeddhisme en oosterse filosofie. Ze gaf vooral les aan universiteiten
in Thailand, Canada en India. Ze is moeder en oma. Nadat ze met pensioen ging werd ze in 2003 in Sri Lanka non. Ze is niet alleen een erg slimme, maar ook een erg
hartelijke vrouw, die het leven erg praktisch aanpakt. Maar lees zelf maar eens, wat ze tegen Andrea Liebers over het thema vriendschap heeft gezegd.
„Om een vriendschap aan te gaan, moeten we eerst interesse hebben in de andere persoon, je moet kontakt opnemen. Ik heb bijvoorbeeld een klein nichtje, het
is nog een baby. Ik moet dus eerst proberen uit te vinden, waar ze in geïnteresseerd is. Ze houdt bijvoorbeeld van yoghurt. Elke keer dat ik haar bezoek breng ik
dan ook yoghurt mee. Oftewel, wij als ouders moeten eerst moeten proberen uit te vinden waarin het kind geïnteresseerd is, we moeten de „taal“ van
het kind leren, ook, of vooral, als dat kind nog niet kan praten.
Dat betekent ook, dat je jezelf moet verplaatsen in het kind, pas dan maak je vriendschap mogelijk.
Wij ouders, ook als we opa's en oma's zijn zeggen altijd: doe dit, doe dat, laat dat, waarom doe je dat niet ? We praten altijd van boven op de ander neer. In plaats
daarvan moeten we leren naar beneden te komen, om te kunnen zien, wat hen eigenlijk interesseert. Wat vinden ze spannend ? Waarom draait het in hun wereld ?
Ik heb bijvoorbeeld een hond, die breng altijd alles dat hij vindt als buit naar me toe. Elke morgen als ik de deur open doe en uit mijn huis naar de veranda ga, is de
vloer bezaaid met allerlei troep, dat hij als buit heeft aan lopen slepen. Mijn zus scheldt dan geregeld: „Ohhh, je hond heeft er weer een zootje van gemaakt, en alles
vies gemaakt.“ Dan zeg ik tegen haar: „Stop, stop, je begrijpt hem niet. Dat is alleen maar het tonen van dankbaarheid, daarom legt hij zijn buit aan mijn voeten.
Dat is zijn manier, en wij moeten dat leren waarderen. We moeten het proberen te zien vanuit zijn perspektief.
Het zelfde geldt ook voor kleine kinderen. Als ik mijn jongste kleinkind, en hij is nog erg klein, een bal geef, dan gooit hij hem weg. Als je hem de bal dan terug geeft,
gooit hij hem opnieuw weg. Eén van mijn vriendinnen die daarbij was, toen ik mijn kleinkind bezocht zei: „Oh, nou geef ik hem de bal niet meer terug, hij
gooit hem toch alleen maar weer weg.“ Toen zei ik: „Nee, nee, dat zie je niet goed. Zo bedoelt hij dat niet. Hij oefent weggooien.“
Toen snapte ze, dat ze de situatie echt alleen maar vanuit haar eigen invalshoek uit had beoordeeld, en hij die manier van denken niet had begrepen, want voor hem
was het een prima manier om bal gooien te oefenen, en voor ons een mogelijkheid hem daarbij te helpen.
Voor ons volwassenen is dat een goede gelegenheid, onze vastgeroeste meningen los te laten en te leren begrijpen hoe we altijd maar in hokjes denken. Mijn zus heeft
wel eens gezegd, dat ze mijn hond niet mag. Maar toen ze had begrepen dat hij alleen maar zijn dankbaarheid toonde, dat hij ons kleine cadeautjes gaf met die troep,
toen heeft ze ook haar houding tegenover hem veranderd. Ze heeft zich niet meer geërgerd, als ze de veranda weer eens schoon gemaakt had en voelde zich daarbij
een stuk beter.