Grenzen voor kinderen
van Geshe Pema Samten
De verhouding tussen ouders en hun kinderen is vanuit boeddhistische perspektief ontzettend belangrijk voor de geestelijke ontwikkeling van een mens. Het voorbeeld dat opvoeders neerzetten en de raad die ze geven zijn essentieel voor de richting die kinderen op het morele pad inslaan. Belanrijk is, dat ouders in hun pedagogische houding het korrekte middenpad kiezen tussen het toestaan van vrijheden en het opleggen van discipline. Vervolgens is het belangrijk, dat ieder mens zoekt naar vrijheid, en dit als basis van zijn ontwikkeling gebruikt.
In de westerse maatschappij schijnt het zo te zijn dat met het verval van autoriteiten kinderen deels een bijna onbegrensde vrijheid toestaat. Te veel vrijheid in deze vroeg fase, waarin kinderen zich oriënteren, betekent echter dat ze overvraagd raken. Daaruit ontstaat veel leed, zowel voor het kind als ook voor de ouders.
Er onstaat het gevaar, dat kinderen zo wensen zonder grenzen ontwikkelen en bij het minste aan frustratie reageren met ongeduld en respectloos gedrag. Kinderen moeten echter eigenlijk herkennen, hoe behulpzaam de ouders voor ze zijn, en hen respect geven voor hun opofferingsgezindheid. Al vroeg in je leven moet je leren berijpen, dat je niet alles meteen kunt krijgen en soms problemen moet verdragen.
Vanuit Boeddhistisch oogpunt komen kinderen niet met gelijke eigenschappen op de wereld. Sommigen kinderen zijn vanaf de geboorte zachtaardig en tevreden en laten zich gemakkelijk heilzaam beïnvloeden. Andere kinderen hebben een wat ruwer karakter. Voor hen is het van groot belang, dat soms strenger met hen wordt omgegaan.
Hierbij is het essentieel, dat je als ouder je laat leiden door een motivatie van medegevoel. Uiterlijk kan het noodzakelijk zijn een keer je flink boos te uiten, als het kind zich misdraagt. Zo lang als de innerlijke houding vriendelijk is, kan een flinke uitbrander nuttig zijn. Als opvoeder moet je bij elke situatie die methode kiezen, die op dat moment het meest bijdraagt aan de geestelijke ontwikkeling van het kind. Ook is het zeker niet nuttig, als je het je kinderen alleen maar naar de zin wilt maken. Je moet duidelijke grenzen stellen.
Natuurlijk kan dat niet zo ver gaan dat je als ouder je agressie op je kind afreageert. Toch gebeurt dat vooral dan, als je als ouder gefrusteerd raakt over de wensen zonder einde die je kind kan uiten, of over het gebrek aan discipline bij je kind. Het is fataal als deze kinderen als volwassene later niet graag aan hun ouders zouden willen worden herinnerd, en het gevoel zouden krijgen niet met medegevoel te zijn opgevoed.
Een houding waaruit medegevoel spreekt omsluit ook een zorgzame observatie van het gedrag van het kind. Het is niet goed, als de ouders niet meer weten wat hun kinderen doen. Het leren in het bijzonder moet worden gestimuleerd. Als er moeilijkheden ontstaan, moeten de kinderen een bepaalde leiding ervaren, opdat ze niet direkt de moed verliezen. Ze moeten leren, dat geduld nodig kan zijn om voortgang te boeken.
In het ergste geval kan het gebrek aan frustratie-tolerantie bij kinderen ertoe leiden, dat ze bij problemen de contrôle verliezen en zelfs gaan denken zich van het leven te beroven. Zoals sommige toestanden op scholen duidelijk maken, kan een gebrek aan grens-stelling tot respectloos, en zelfs gewelddadig gedrag leiden bij de scholieren. De grenzeloze verwachtingen kunnen hen in hun leven ongelukkig maken. Als er op jonge leeftijd echter al waarden worden aangegeven, kunnen de kinderen er in hun groei naar volwassenheid aan wennen.
De belangrijkste deugd die sterk maakt, is de instelling van medegevoel en naastenliefde tegenover elkaar. Als deze medevoelende houding geoefend wordt van kinds af aan, kun je verwachten dat de kinderen een waardevolle bijdrage gaan leveren aan de maatschappij, die anderen geen kwaad doen, maar zich inzetten voor een betere wereld.
Verschenen in "Tibet en Boeddhisme", Nr 78, 2006