karuna
Medegevoel

De belangrijkste eigenschap die we in ons leven moeten leren is medegevoel. Dat heeft Boeddha keer op keer benadrukt. Medegevoel hebben betekent, een goed hart hebben. Mee te krijgen, wanneer het met een ander niet zo goed gaat, en dan te proberen hem of haar te helpen. Je medegevoel kun je bij alle wezens aanleren. Dat kunnen andere kinderen zijn, volwassenen maar ook dieren. Daarbij hoort natuurlijk ook dat we dieren niet met opzet dood maken, ook de kleine insecten niet.

Want alles wat leeft heeft gevoel. Alle levende wezens kunnen verdrietig zijn, als het niet goed met ze gaat. Ze kunnen allemaal pijn hebben.
Zo lang je een ander aardig vindt, is het meestal niet zo moeilijk om vriendelijk tegen die ander te blijven en ze te helpen als ze hulp nodig hebben.

Als we iemand niet kennen, en de ander is zwak en lief is het meestal ook makkelijk. In zo'n situatie zat Emil ook, Emil de grote olifant. Als je wilt, kun je het verhaal van Emil de olifant lezen.

De plaatjes in het verhaal zijn door leerlingen van de basisschoolmit in het Duitse Hüffenhardt gemaakt.


Het grote medegevoel

Boeddha heeft het grote medegevoel geleerd. Dat betekent dat we moeten proberen, ook tegen mensen die we niet zo aardig vinden, tenminste in gedachten vriendelijk te zijn en blijven. Daar hoort ook bij, dat we niet wensen dat het die mensen slecht gaat, als ze ons ergeren. Dat is natuurlijk niet makkelijk, helemaal niet als iemand ons pijn doet of kwetst of gemeen is tegen ons. Boeddha snapte, dat het het moeilijkst is niet boos te worden als mensen tegen ons onvriendelijk, gemeen of kwaad zijn. Natuurlijk wist Boeddha, dat in zulke situaties woede bijna vanzelf ontstaat en dat kan ook. Maar hij vroeg van zijn leerlingen, de woede niet verder te gebruiken. Te merken, dat je nu boos bent op iemand, maar je te beheersen en de woede niet groter te laten worden.

We kennen het vast wel van ons zelf. Vaak zijn we woedend, en weten na een poosje niet eens meer waarom precies. Of we worden boos om een kleinigheid. Bij het schrijven is het puntje van je potlood afgebroken, en nu zijn we boos daarom. Als dan nog je zusje langskomt met een grote lach op haar gezicht omdat ze een nieuwe pop heeft gekregen, dan kun je wel uit elkaar spatten van woede. Ken je dit? Als je later met een beetje verstand hierover nadenkt, dan weet je dat het eigenlijk helemaal niets voorstelde. Je potlood punt is gebroken, nou en? Je kleine zusje is blij met haar nieuwe pop, nou en? Maar om de één of andere reden zijn we over deze dingen ontzettend boos geworden. En omdat je kleine zusje ook nog aan het lachen is, kun je je niet meer inhouden en schreeuwt haar na. Maar je kleine zusje heeft met al je boosheid toch helemaal niets te maken. Je zus kan nu ook boos worden, en jullie zouden ruzie kunnen krijgen.

Boeddha legt uit, dat mensen vaak vanwege zulke kleinigheden erg boos op elkaar worden en dat het goed zou zijn als we hen zouden helpen deze woede weer kwijt te raken, nog voor ze de woede tegen anderen kunnen uiten, anderen die er vaak niets mee te maken hebben. Dat zou medegevoel zijn.
Laten we nog een naar het voorbeeld met de potloodpunt kijken. Als jij je kleine zusje zou zijn, zou je je kunnen beheersen en zeggen: "Ik heb niet om jou gelachen, maar ik was blij met mijn pop."
Dan zou je kunnen antwoorden: "Ik ben ook niet boos omdat je lacht, maar omdat de punt van mijn potlood is afgebroken."
Je zusje zou dan kunnen zeggen: "Dat is toch niet zo erg, die kun je toch zo weer slijpen."
"Klopt!", zou je kunnen zeggen, en nu is er iets moois gebeurd: je boosheid is niet groter geworden, en je bent er niet achteraan gerend!

Soms is het ook zo, dat mensen door domme gedachten boos of agressief worden. Boeddha zelf heeft zoiets wel eens beleefd. Angulimala heette de persoon die zo boos was, en die heeft zelfs iemand vermoord. Aleen maar omdat iemand vertelde dat hij 1000 mensen moest vermoorden en hun vingers moest afsnijden om een goed cijfer voor zijn examen te krijgen.
Je kunt het verhaal van de vingerketting lezen, als je wilt. De plaatjes heeft Henrike Spille getekend.


Meditatie, om medegevoel te trainen

Gouden licht uit je hart laten stralen

Je zit met gekruiste benen op een plek waar je graag mediteert, ontspant je schouders en maakt je rug recht. Je handen leg je op je bovenbenen, of je legt ze als kommetjes in elkaar in je schoot.


Zon
Je komt tot rust.
De gedachten die door je hoofd gaan laat je gaan, zonder er op te letten.
Je merkt, dat je rustiger wordt.
Je let op je adem, aleen maar op je adem.
Merk hoe er lucht uit stroomt, en lucht in stroomt.
Nu ben je erg rustig, en geconcentreerd.
In je hart zie je een gouden licht,
een lichtstraal, warm, levendig en vol van liefde.

Je voelt hoe dat licht je hele hart met liefde vult, en hoe je vol raakt van die liefde.
Deze liefde laat je
in de vorm van een gouden licht groter worden.
Nu vult zich je hele lichaam met liefde,
en je voelt hoe je de liefde in je draagt.
Dan breidt het gouden licht zich verder uit,
je vult er de kamer mee, waar je in zit.
Het gouden licht omhult alles met liefde.
Je speelgoed, de meubels, de planten.
Dan laat je het licht nog verder uitbreiden,
tot het het hele huis vult,
de liefde raakt alle wezens,
die zich in het huis bevinden,
je ouders, je broers en zussen,
je vrienden,
de buren,
de huisdieren,
de mieren buiten, de kevers, vliegen en spinnen,
de katten, de hond,
allemaal, aan iedereen in en om het huis geef je je liefde,
je vriendelijkheid,
je wenst voor hun allemaal, dat het goed met ze zal gaan,
en dat ze zich geen zorgen hoeven te maken.
Je laat het licht verder verspreiden,
nu vult het de hele stad of het dorp, waar je in woont,
en weer raak je alle levende wezens met je licht.
Wezens die in de stad zijn,
je geeft ze allemaal je grote liefde, die je in je hart voelt en draagt.
Daarna laat je het licht nog verder stralen,
je laat de hele wereld erin verdwijnen,
en alle mensen, in alle landen op de wereld,
raak je met je gouden licht van je liefde,
en je gunt ze allemaal dat ze tevreden zijn,
en geen angst hebben, maar zelf ook een hart vol liefde mogen hebben.
Dan laat je het licht nog verder stralen,
het gouden licht dat je liefde draagt,
het heelal in,
en je geeft alle sterren en planeten,
alle universums die er zijn,
alle bekende en onbekende wezens,
die daar misschien leven,
de liefde die je in je hart draagt.
Je liefde raakt alles in de vorm van het gouden licht,
en vult hun harten ook met gouden licht.

In deze gelukkige en rustige toestand blijf je een poosje zitten,
je geniet er van, hoe mooi en fijn het voelt,
als alles met liefde wordt gevuld.

Na een poosje komt het gouden licht weer terug naar jou,
maar het laat liefde overal achter bij iedereen en overal,
bij alles wezens,
die door het gouden licht aangeraakt zijn.
Overal is nu de liefde aanwezig, het gouden licht schijnt overal,
belicht het hele universum.
En nadat het gouden licht naar je hart terug gekomen is,
voel je, hoe je in liefde met iedereen en alles overal verbonden bent.
Je blijft nog even zitten, en voelt de rust en de liefde,
die in je zit,
en je bent blij, dat alles in geluk en blijheid met elkaar verbonden is.
Dan bedank je het gouden licht,
dat zich zo mooi heeft verspreid,
en beëindigt daarmee je meditatie,
en draagt de rust, het geluk en de liefde de wereld in, waarin we allemaal leven.

Site logo